Werken Brussels Justitiepaleis: “laksheid kost ons 3.357.600 euro”
“Voor een ongekende laksheid bij de werken aan het Brusselse Justitiepaleis moet de belastingbetaler opdraaien voor 3.357.600 euro extra”, zegt Kamerlid Frank Troosters (Vlaams Belang). Dat blijkt uit een antwoord van staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen Mathieu Michel (MR) op een vraag van Troosters. “En het betreft hier louter en alleen de stellingen. Andere hoogoplopende rekeningen van dringende noodherstellingen zijn hier niet eens inbegrepen.”
Onlangs raakte bekend dat de federale regering 1,5 miljoen euro vrijmaakte voor aanpassingen aan en de controle van de stellingen aan het Brussels Justitiepaleis. “Die beslissing kon zoals te verwachten was op heel wat onbegrip en spot in de media rekenen”, aldus Troosters. “En uit een bevraging die ik deed blijkt dat de stellingen-saga aan het Brussels Justitiepaleis nog veel meer heeft gekost dan aanvankelijk gedacht.” De belastingbetaler draait op voor 3.357.600 euro. “Dat is 165.600 euro voor de plaatsing, 1.180.000 euro voor de huur, 202.000 euro voor aankopen en 310.000 euro aan onderhoud. En dit alles werd in 2021 dus vermeerderd met 1.500.000 euro.
“Eerst moeten de stellingen aan het Justitiepaleis hersteld worden, en dan pas het gebouw zelf, veel gekker moet het niet worden”
Het Vlaams Belang is verbolgen over de gang van zaken. “Nadat zich in 1980 problemen voordeden met vallende brokstukken van de koepel van het Justitiepaleis slaagde de overheid er uiteindelijk in om pas in 1995, 15 jaar later dus, een studie ter zake te bestellen die dan nog eens twee jaar later, in 1997, in een contractuele vorm werd gegoten”, vervolgt Troosters. “Een overeenkomst die vervolgens in 2001 terug verbroken werd nadat het gebouw als beschermd erfgoed werd geklasseerd. De hele procedure moest toen terug overgedaan worden. In de nieuwe renovatieplannen zou het einde der werken voorzien zijn voor 2030, exact een halve eeuw na het vallen van de eerste brokstukken.”
“Het Brussels Justitiepaleis staat symbool voor een falend overheidsbeleid en een falend België”, besluit Troosters. “Een beleid dat gekenmerkt wordt door het jarenlang onderinvesteren in openbare infrastructuur. De belastingbetalers, in hoofdzaak de Vlamingen, krijgen alvast de factuur voor die laksheid gepresenteerd.”