Vlaamse regering moet slachtoffers van taalrechtschendingen in Brussel bijstand verlenen
18 jun 2021 | Nieuws
Het Vlaams Belang hekelt dat overheidsdiensten in Brussel die de taalwet niet naleven hiermee wegkomen. Recent deed er zich weer een incident voor met een deels Franstalige coronaboete in Brussel die aan een Vlaming werd opgelegd. De boete was wegens overtreding van de taalwetgeving onwettig, maar de man kon de nietigheid van de boete enkel laten aantonen door een rechter. “Dat is een omslachtige en kostelijke onderneming, die niet opweegt tegen het bedrag van de coronaboete. En dus laat de brave Vlaming zijn bezwaar maar vallen”, zei Vlaams Volksvertegenwoordiger Jan Laeremans (Vlaams Belang) in het Vlaams Parlement. “Onze taalwetten moeten afgedwongen worden.”
Recent kreeg een Vlaming in Brussel een coronaboete waarbij op de enveloppe enkel ‘Ministère de Justice’ stond. In de brief was de plaats delict enkel in het Frans vermeld. Om te weten of die boete moest betaald worden ging de ontvanger te rade bij Steunpunt Taalwetwijzer. Daar kwam een teleurstellend antwoord: “Een akte die is opgesteld met miskenning van de taalwet Gerechtszaken, is nietig. Het Steunpunt mag echter geen beoordeling maken van de wettigheid van de coronaboete en raadt daarom aan om contact te leggen met een advocaat.” Het Vlaams Komitee voor Brussel suggereerde dat het Steunpunt zelf een advocaat in dienst zou nemen om zulke dossiers te bestuderen en voor de rechter te brengen.
“Het Steunpunt Taalwetwijzer moet versterkt worden met een juridische cel om de taalwetten te helpen afdwingen”
Vlaams Parlementslid, Vlaams Belang
Het Vlaams Belang gaf al meermaals aan dat Vlaamse Brusselaars te weinig in hun taal geholpen worden. “Daarom moet bevoegd minister Benjamin Dalle (CD&V) er nu dan ook voor zorgen dat die advocaat bij het Steunpunt Taalwetwijzer er komt zodat er geen extra kosten en lasten vallen op de schouders van de gedupeerde Vlaming”, reageert Laeremans. “Brussel krijgt namelijk jaarlijks 1,5 miljard euro om haar hoofdstedelijke taken uit te oefenen, waarvan het grootste deel uit Vlaanderen komt. In ruil mogen we toch wel verwachten dat Vlamingen in hun eigen hoofdstad in het Nederlands bediend kunnen worden?”
Dalle wilde echter niet op die suggestie ingaan en adviseerde om ‘door te verwijzen’. “Het doorverwijzen betekent hier: ‘Ga maar bij een advocaat langs’, dat is dus veel te mager”, antwoordde Laeremans. “De regering mag Vlamingen wiens taalrechten geschonden worden niet in de steek laten en er zich simpelweg toe beperken hen naar een advocaat door te verwijzen. De Vlaamse regering moet ervoor zorgen dat die mensen daadwerkelijk bijstand krijgen.”
Laeremans stelde tot slot voor dat Dalle contact zou nemen met het Vlaams Komitee voor Brussel. “Niet enkel de Vlaamse Gemeenschap en de VGC moeten zorgen voor een goede Nederlandstalige dienstverlening, ook de andere Brusselse overheden moeten ertoe worden aangezet om de wettelijke verplichtingen na te leven”, besluit Laeremans. “Dalle moet slachtoffers van taalrechtschendingen in Brussel eindelijk met raad én daad bijstaan.”